De uitdagingen

Lees de samenvattingen van de keynote speakers onderaan de pagina

Diederik Samsom


“Wie nu nog een woning bouwt met een gasketel erin moet zich schamen.”

Floris Alkemade


"Nederland bestáát niet, Nederland beweegt."

Joop Oude Lohuis


“De energietransitie is een enorm grootschalige operatie die we nog niet eerder hebben gezien in Nederland."

Menno Spaan


"We moeten op een andere manier gaan werken, we weten alleen nog niet zo goed hoe"

Diederik Samsom
De energietransitie als uitdaging voor ons allemaal

Voor 2050 moeten 7 miljoen woningen en 1 miljoen bedrijfsgebouwen verduurzaamd zijn. Dit betekent dat er per dag 1.000 objecten verduurzaamd worden om dit te bewerkstelligen. Daar komen nog we lang niet aan, het tempo moet omhoog. De grote verbouwing, kan die wel slagen? Hoe gaan we dit voor elkaar krijgen?

Dit is te doen, als we hem deels in de energierekening kunnen onderbrengen. Alles bij elkaar zal er tot 2050 meer dan 500 miljard euro uitgegeven worden aan energie. Als we daar iets van lenen en investeren in duurzame gebouwen, kan de energierekening weer lager worden. Zo betaalt deze verbouwing zich.

Mensen zijn niet zo bewust bezig met energie. Hoe moet je de bewoners van Nederland dan meekrijgen met deze operatie? Een wijkgerichte aanpak is hierbij ontzettend belangrijk. “Voor je met de mensen in gesprek kan, heb je wel je gereedschapskist nodig van je verhaal. Wij moeten de bewoners van Nederland kunnen overtuigen van de noodzaak en de mogelijkheden van de operatie. Daarvoor moet je een aantal dingen doen.”

Allereerst moet de energiebelasting verschoven worden, zodat er meer winst geboekt kan worden per isolatie. Maar er moet meer gedaan worden. Een norm voor utiliteitsbouw kan bijvoorbeeld zo gesteld worden. Met woningen kan dat niet zomaar. Gebouw gebonden financiering moet er daarom ook bij komen. Maar dan is er nog geen duurzame energie. En het gas dat nu gebruikt wordt, moet door iets anders vervangen worden. Bijvoorbeeld door geothermie, aquathermie, restwarmte of duurzaam gas. Dan krijgen we een mix aan nieuwe instrumenten. Er moeten warmtenetten aangelegd worden, wat een behoorlijk complexe onderneming is. En voor de woningen die nog niet aangesloten kunnen worden op zo’n net, moeten de warmtepompen kleiner, stiller en goedkoper dan ze nu zijn. “Innovatie vindt plaats als partijen denken dat ze marktaandeel kunnen veroveren. Dat is het type afspraken dat we proberen te maken.” Het is een lastige markt. Maar het kan.

Uiteindelijk moet dit alles de wijk in. “Je moet het evenwicht vinden tussen een benadering waarbij je zegt: ‘ik heb het allemaal uitgerekend en zo gaan we het doen’ en het andere uiterste waarbij je zegt ‘ik zou het niet weten, bedenk het zelf.’ Je moet met een plan in je achterzak die wijk in, kunnen zeggen: “Ik heb er eens naar gekeken, dit is een voor de hand liggende oplossing, laten we samen de laatste keuzes maken.”

Dit proces gaat tijd kosten. Daarom hebben we startmotoren nodig; de corporaties die hun 2,4 miljard woningen kunnen verduurzamen. En de aardgasvrije nieuwbouw: “Wie nu nog een woning bouwt met een gasketel erin, die moet zich eigenlijk een beetje schamen.” Het start met die eerste 100 wijken die verduurzaamd gaan worden. Die zijn het begin van de andere 11.900 wijken die daarna komen. “Als we dit allemaal af hebben, dan is de grote verbouwing af.”

Floris Alkemade
De opgave voor de komende tien jaar

Floris Alkemade schetst in zijn verhaal een breed perspectief op Nederland. Hij begint met een korte terugblik naar de crisis, toen de woningbouw op sommige punten stillag. Nu staan we voor opgave om een miljoen nieuwe woningen te bouwen.

Daarbij komt de discussie: binnenstedelijk bouwen of op het platteland?

Alkemade trekt het breder dan puur de stedelijke inrichting. Wat is de maatschappij die wij willen vormen? Er komen steeds meer eenpersoonshuishoudens, maar daar zijn de wijken uit bijvoorbeeld de jaren ‘70 niet op ingericht. Er is vereenzaming en er zijn wijken met sociale achterstanden. Alkemade wijst hierop door middel van beelden en vergelijkingen. Hij wil aangeven dat de stedelijke inrichting hier invloed op heeft en vooral dat ieder zich daar ook bewust van is. Nu moeten er 1 miljoen woningen bij. “Mijn pleidooi is: doe dat niet in de weilanden. De echte opgave moet liggen in dat wat we al gebouwd hebben. De wijken waar de vereenzaming zich aftekent.”

De hoofdboodschap van Alkemade was te lezen op een bijna alarmerende rode achtergrond: ‘Ruimtelijke ordening is geen doel, maar een middel’. De maatschappij verandert. “Nederland bestaat niet, Nederland beweegt.” Er zijn continu bewegingen en ritmes. Zaken kunnen kantelen en daar moeten we mee omgaan, maar altijd met de vraag in het achterhoofd in wat voor maatschappij we nu en in de toekomst willen wonen. We moeten omgaan met onvoorspelbaarheden en dat kan alleen “als je integraal, ruimtelijk en over de lange termijn denkt”. 

Joop Oude Lohuis
Energietransitie en duurzaamheid in de instrumenten van de Omgevingswet

De energietransitie en de Omgevingswet. In zijn verhaal, zo geeft Joop Oude Lohuis aan, probeert hij die twee dingen zo dicht mogelijk bij elkaar te krijgen. Dit doet hij in Utrecht, waarbij het doel is om een gezonde en duurzame stad te zijn.

Utrecht is sterk aan het groeien, wat de mogelijkheid geeft om zaken echt aan te pakken. Een van de manieren is compact bouwen: “Mensen vergeten wel eens de grootste bijdrage aan de duurzaamheid: een compacte stad.” Dat zorgt voor energiebesparing, ook door de effecten op mobiliteit. Maar met het doel om een klimaatneutrale stad te worden, is het natuurlijk ook nodig om bestaande woningen te verduurzamen. Het plan is om in 2030 minimaal 40.000 woningen van het aardgas af te hebben; een derde van de woningen die nu aardgas gebruiken. Een flinke klus, waar Oude Lohuis positief over is: “De energietransitie is een enorm grootschalige operatie die we nog niet eerder hebben gezien in Nederland. Maar we gaan het wel doen.”

En dat gaat samen, voor Utrecht, met de omliggende 16 gemeenten, in de vorm van de Regionale Energiestrategie (RES). Dan moet je ook manieren vinden om gezamenlijke besluitvorming te realiseren. “Ik denk dat hier een bijzonder en nieuw proces gaat starten.”

De Omgevingswet biedt een kans om het beter te doen. Dat betekent: integraal werken, met maatwerk en een toekomstgerichte blik. “Zoals we nu in de energietransitie zitten en met wat op de gemeente afkomt, dat is een buitenkansje om te zeggen: als je het doet, doe het meteen goed. Dat wil zeggen, in de geest van de Omgevingswet.”

Menno Spaan
Bent u al een ambtenaar 3.0?

Dagvoorzitter Friso de Zeeuw is niet zo’n fan van de ambtenaar 3.0, liet hij eerder op de dag al weten. Menno Spaan, auteur van het boek Van indammen naar laten stromen reageert hierop. “Ben je dan degene die alleen nog maar procesgericht aan het werk is? Ik denk dat je als ambtenaar veel meer in samenspraak met je omgeving tot verandering moet komen.” Spaan richt zich nu vooral op de manier waarop publieke organisaties moeten innoveren en innovatie ruimte moeten geven; daar is de ambtenaar 3.0 voor nodig. “We moeten op een andere manier gaan werken, we weten alleen nog niet zo goed hoe. Volgens mij is er maar een manier; een stap naar voren en het diepe in.”

Menno heeft het innovatieproces verbeeld waarin vernieuwing kan ontstaan, en dat de volgende stappen kent: fiddle – flow – focus – fit in. De start: gewoon beginnen. Experimenteren. Dat is hoe innovatie start, zegt Spaan. In de tweede fase worden de experimenteren gevoed met tijd en geld. Daarbij laat je zaken nog enigszins op hun beloop. Vervolgens de focusfase: het in de praktijk toepassen. Dat vraagt andere competenties en een andere manier van werken. In de laatste fase gaat het over de uitbreiding van het experiment, het op groter vlak toepassen. Elke fase heeft een eigen soort ambtenaar nodig, van ondernemend naar bestuurlijk. “Dit is hoe innovatie tot stand komt.”

In Nederland is er geen enkele publieke organisatie die dit nu goed op orde heeft, ziet Spaan. “Wat in private organisaties heel gestructureerd gebeurt, en ook moet leiden tot nieuwe ideeën, zie je niet bij publieke organisaties. Daar ligt volgens mij de uitdaging voor de toekomst.”

Tot slot wordt de ambtenaar 3.0 nog even onder de loep genomen: eigenlijk gaat het bij deze term om een combinatie van mensen met verschillende competenties. Enkele van de benodigde competenties, zoals creativiteit en ondernemendheid, zijn – misschien – nu nog ondervertegenwoordigd.

“3.0 betekent: in staat zijn om waarde te creëren. In staat zijn om de verschillende waarden over elkaar heen te leggen en in afstemming met de samenleving tot verandering te komen. Volgens mij is dat waar het over gaat, wat je goed moet kunnen. De een kan dat goed vanuit de ene set competenties en de andere vanuit een andere set. Maar hier ligt de uitdaging’.”

Deel deze pagina